Aan de slag met beplanting

Instructies 

  1. Bodem klaarmaken 

Een gezonde groene tuin bereik je met een gezonde bodem. Verbeter daarom eerst de bodem. Lagen er eerst tegels, schep dan een laag zand weg, want op alleen zand groeien planten niet.  

Voor beplanting heb je een luchtige grond en voldoende humus (plantaardig materiaal) nodig. Hierdoor kan het regenwater beter wegzakken. Gebruik voor bodemverbetering zoveel mogelijk organisch plantaardig materiaal. Dit kun je kant-en-klaar kopen of zelf creëren.  

Knip je in het voorjaar de plantenresten klein, laat ze verspreid liggen. Zo verbeter je de grond en worden planten gezonder en weerbaarder tegen ziektes en plagen. 

Moestuin of spelende kinderen 

Wil je een moestuin beginnen? Of heb je jonge kinderen die in de tuin willen spelen en in de grond wroeten? Dan is het raadzaam om uit te zoeken of je grond helemaal schoon is, vanwege het industriële verleden van Amsterdam. Op de website van de gemeente Amsterdam lees je hier meer over. 

  1. Aanplanten
  • Maak een ruim plantgat, dubbel zo groot als de kluit van de plant. Zorg dat de grond in het plantgat goed los is.  
  • Meng de uitgegraven grond eventueel met de gekozen bodemverbeteraar. Let op: zet de planten nooit direct in de bodemverbeteraar, altijd goed doormengen met de aarde.  
  • Vul het gat met water en zet de kluit in de grond. Of maak de kluit vooraf goed nat. Vul het gat aan met de gemengde grond en druk lichtjes aan. Geef water.  
  • Is het droog in de week na het planten? Geef de planten water totdat ze goed wortelen, zo nodig dagelijks. 
  1. Onderhouden

Is de beplanting goed geworteld? Geef dan zo min mogelijk water. Regelmatig watergeven maakt planten ‘lui’. Geef in lange droge periodes liever enkele keren veel water dan regelmatig een beetje. En bij voorkeur ’s avonds, dan verdampt het niet zo snel en verbranden de bladeren niet. 

Direct na het planten bemesten is niet nodig. Wil je later bemesten? Lees dan goed de instructies op de verpakking van de meststof. Vooral bij kunstmest kan verkeerd gebruik schadelijk zijn voor de planten. 

De precieze snoei-instructies verschillen per plant. Uitgebloeide plantendelen kunnen juist bescherming bieden tegen vorst. Knip in het voorjaar de uitgebloeide delen weg en knip de plantresten klein; deze kun je laten liggen als humus voor de grond. 

Als planten te breed worden, kun je ze met een schep afsteken of met een snoeischaar terugsnoeien. Grote planten kun je ook uitgraven, in tweeën gedeeld en terugplanten. 

Minder winterharde planten bescherm je met een laag bladeren of een andere bedekking. 

Vaste plantensoorten voor een droge tuin 

Als jouw tuin vaak droog is, kies je planten die lang zonder water kunnen. Bekijk de lijst van de tuinbranche voor planten die droogte goed kunnen verdragen. Deze vaste planten zijn eenvoudig te verzorgen en zijn niet erg gevoelig voor ziekten. 

Vaste plantensoorten voor een natte tuin 

Blijft het regenwater bij jou in de tuin juist langer staan? Kies dan voor planten van een vochtige grond houden. Welke planten dat zijn lees je in de folder van de tuinbranche: Makkelijke planten voor een natte tuin. 

Kijk voor instructies en producten bij handige links.

Wil je advies over beplanting?
Bekijk ons netwerk van Weerproof partners.

Klik hier om terug te gaan naar tips over beplanting.